Vanmiddag ben ik langs de hel gefietst, misschien ben ik zelfs wel even in het voorportaal geweest. En ik kan u verzekeren dat het er koud is. Om 1/2 6 pedaleerde ik vrolijk weg bij mijn werkgever, me nog verwonderend om het feit dat het al weer wat lichter begon te worden. 30 minuten later stond ik met tranen in de ogen met mijn eerst gevoelloze daarna helbrandende vingers onder een lauwe kraan te kermen van de pijn. Precies daartussen, om kwart voor zes, kwam ik in de Rosmalense polder midden in een hagelstorm terecht. Ik werd bruusk van het fietspad afgeblazen zodat ik genoodzaakt werd stoppen. Normaal rechtuit trappen was onmogelijk. Een voorbijrazende brommer slingerde van links naar rechts en had geen idee van de onderdelen die hij zo te horen verloor. De wind jakkerde over de velden en links en rechts schoten bliksemflitsen naar de grond. De secondenteller tussen de flits en de knal bleef op 2 steken. Da’s maar 600 meter van me vandaan, dacht ik nog. De wind zwelde ineens aan tot een orkaankracht en de hagelstenen kletterden tegen de linkerzijde van mijn hoofd. Ik stond in de middle of nowhere, kon nergens schuilen. Met de rug in de wind, kraag proberen omhoog te houden en proberen te ademen. Zelfs dat ging lastig want de windvlagen waren fenomenaal. Bril beslagen, natuurlijk geen handschoenen aan en geen regenpak. Van dat laatste heb ik nog het meeste spijt. Een capuchon had mijn hoofd kunnen beschermen. En een regenbroek mijn benen. De ellende duurde 2 hele lange minuten voordat ik weer de fiets op kon kruipen en drijfnat en met een zere kop en benen naar huis kon proberen te komen. Uren later zat mijn hoofd nog vol met rode vlekken van de hagelstenen. Morgen ga ik met de auto. Ik zal ze krijgen.